Categoriearchief: Werk

2000 – ‘Hij is gezien… hij is niet onopgemerkt gebleven’

Daag!
Dagdag!

“De belofte was gauw gedaan, lieve dochter Mi, haar inlossen schier onmogelijk. Geen wonder dus dat ik er bijna 16 jaar over gedaan heb. Maar hier is het dan toch: een kort verslag van mijn afscheid als werknemer in de educatieve uitgeverij, kostwinner, collega – op woensdag 6 december 2000, precies een maand voor mijn 61e verjaardag, de datum waarop ik ‘vanaf heden met VUT’ achter mijn naam mocht schrijven. Lees verder 2000 – ‘Hij is gezien… hij is niet onopgemerkt gebleven’

1996 – Ein bisschen Leichtsinn kann nicht schaden

Even checken of ik wel ben wie ik ben.
Even checken of ik wel ben wie ik ben.

Natuurlijk, m’n hele leven al lees ik – net als bijna iedereen – boeken, kijk ik kunst, luister ik muziek, zie ik films, consumeer ik televisieprogramma’s. En vul ik m’n kasten en muren met wat ik zelf wil hebben of houden of kan betalen. Lees verder 1996 – Ein bisschen Leichtsinn kann nicht schaden

1991 – Straatvechters in een Van Gils-pak

Lees dit niet, het is toch niet te begrijpen. Het gaat over mijn zoektocht door de doolhof van de educatieve uitgeverij anno 1991. In dit jaar zet het concentratievirus die hele sector namelijk volkomen op z’n kop, omdat ‘alleen de grootste bedrijven kunnen overleven’ – aldus de mantra van de mannen met het geld. Lees verder 1991 – Straatvechters in een Van Gils-pak

1985 – Meneer Kopje

Met de reis naar Hellas nog in de benen en in het hoofd solliciteer ik me een fikse slag in de rondte om aan passend werk te komen. Dat is in 1985 ongeveer even moeilijk als in 2015: economische crises hakken erin, ‘hoe oud bent u ook alweer?’, en de automatisering vreet voorlopig alleen maar banen. ‘Passend werk’ wordt steeds meer van elastiek dat uitlubbert in de was. – ‘En nee, tevreden was hij niet.’ Lees verder 1985 – Meneer Kopje

1983 – ‘Alsof het nooit meer lente zou worden / zoveel blad is gevallen’

De autobiografie van Luis Buñuel
De autobiografie van Luis Buñuel

In de uitverkoop kocht ik ooit voor 2,50 gulden het boek ‘Mijn laatste snik’ (Meulenhoff, 1982), ‘Discrete herinneringen’ van de Spaanse cineast Luis Buñuel (1900-1983) – wie kent hem niet? Lees verder 1983 – ‘Alsof het nooit meer lente zou worden / zoveel blad is gevallen’

1972 – Omdenken

Het jaar dus (zie ook BB, 1968) van het rapport ‘Grenzen aan de groei’, van de Club van Rome, over de uitputting van de grondstoffen, over het verjubelen van de aardse mogelijkheden, over de levensbedreigende aantasting van het milieu, over de gevolgen van blind menselijk handelen kortom. Uitgeverij Het Spectrum besluit tot een goedkope editie van het rapport om het massaal aan de man te kunnen brengen.
Lees verder 1972 – Omdenken

1971 – Altijd op zoek naar de maatschappelijke relevantie

Vanmorgen (27/8/15) werd ik bij het lezen van de krant getroffen door het in memoriam voor Hans van Beers, 74 jaar, één jaar jonger dan ik. Waar Hans aan is overleden meldt het bericht in de Volkskrant niet. In het algemeen vind ik dat ook irrelevant, maar altijd als het om leeftijdgenoten gaat, en zeker als je die kent, maak je ook een schatting van je eigen kansen en bedreigingen.

Inspirerend links
Hans van Beers zult u wellicht zeggen, help me ’s even? Ik ken hem vooral van toen hij cultuur-wethouder in Den Bosch was, grofweg eerste helft jaren zeventig. Samen met Ton Lensen (o.a. wethouder verkeer en vervoer) stootte hij de Bossche PvdA op in de vaart der volkeren, okee, in het landelijke kielzog van Joop den Uyl en zijn hofhouding, maar met een grote eigen inbreng. Jaja, het was een tijd waarin de PvdA duidelijk in de lift zat, met midden jaren zeventig het kabinet-Den Uyl als gevolg. Voor velen in de maatschappij, en ook voor mij, was het een inspirerende tijd, activistisch, maatschappelijk betrokken, het deed ertoe hoe je over dingen dacht en hoe je die tot uitdrukking bracht (‘Vrij Nederland slaat je met stukken!’, kent u die slogan nog?).

Wethouder Hans_van_Beers in 1971
Wethouder Hans_van_Beers in 1971

Hans van Beers vervulde als PvdA-corifee allerlei bestuurlijke functies in de cultuursector, van Pinkpop via de VPRO tot en met het interim-directeurschap van het Stedelijk Museum Amsterdam. In het IM in de Volkskrant wordt Hans geprezen om zijn positieve doorzettingsvermogen, soms tegen alle regeltjes in, en zijn bonhomie die altijd zorgde voor een ontspannen sfeer. Hans was een succesvolle ‘cultureel koopman’ en duidelijk ‘ne goeie mens’. – ’t Is fijn om zo’n inspirerende geestverwant hier even te hebben kunnen roemen.

Naar de OR, de COR, en weer terug
In het kader van de tijdgeest en bijbehorende democratiseringsverschijnselen kwam er ook bij Malmberg uiteindelijk een ondernemingsraad (OR). Tegen de zin van directeur Cuppen: ‘Is hier toch nergens voor nodig?’ Maar ja, de wet he! Enfin, daar moest ik natuurlijk bij zijn, en zo liep het ook.

Ooit allemaal óók VNU
Ooit allemaal óók VNU

Er viel werkelijk van alles te bevechten dat nu allang als vanzelfsprekend geldt. Bovendien was Malmberg ook betrokken geraakt bij de fusie die de CeBeMa (de beleggingsmaatschappij van de Brabantse familie Teulings), de Geïllustreerde Pers (o.a. Libelle) en De Spaarnestad (o.a. Margriet) samen tot het uitgeefconcern VNU omvormde. En ook op dat niveau viel er weer veel te beraadslagen en te bevechten. Men vaardigde mij vanuit de OR Malmberg naar die interim COR (Centrale Ondernemings-Raad) af, en hup daar had ik weer een flinke portie extra werk en tijdsbeslag te pakken. Het was een eer, natuurlijk, maar het zadelde mij ook op met de dilemma’s van de prioriteiten. En dan wilde ik ook nog eens m’n studie Nederlands vervolgen met de B-opleiding, geen wonder dat dat alles bij elkaar spaak begon te lopen.

De klacht van m’n lieve dochtertje ‘dat jij alleen maar dingen van je werk onthoudt’, zette mij meer dan aan het denken, het was een terecht verwijt. Grote schrappartijen volgden, de COR ging eraan, de studie werd uitgesteld, het gezin en m’n oorspronkelijke werk kregen weer de plaats die ze verdienden. – Inderdaad, het valt niet mee om naast de echte prioriteiten ook nog politiek en maatschappelijk aan de weg te timmeren. Ik althans liep hardhoofdig tegen de grenzen van mijn mogelijkheden aan. Wat overigens eerder gebeurde, dus hardleers ben ik ook nog ‘s.

De platte boerenkar als zeepkist
Een andere vorm van vrijetijdsbesteding was de deelname van mijn alderliefste en mij aan de Werkgroep Kruiskamp, immer met een hoog Malmberg-gehalte en ook wel ‘de club van Frans’ genoemd, naar initiatiefnemer Frans Hummelman. In de avonduren zoeken naar de maatschappelijke relevantie van je bestaan en die van je kleine en grote ‘Umwelt’. En daar dan naar proberen te leven.

Zoiets, maar dan met andere spelers en minder braaf publiek
Zoiets, maar dan met andere spelers en minder braaf publiek

Een enkele keer komt het tot daden, zoals het jaar waarin we het zelf bedachte, zelf geschreven en zelf geregisseerde spektakelspel Bloed en kruitdamp, oorlog in de Kruiskamp als straattheater aan de man proberen te brengen. Op een platte boerenkar trekken we door de Wijk De Kruiskamp, en verbeelden we onze gepeperde sketches in zang, woord en gebaar. Volgens mij (en gemiddeld de helft van de omstanders) de moeite waard en om aan te zien. Of het ook maar één zode aan de dijk gezet heeft? Ach, het blijft natuurlijk schipperen tussen de betweterij van de wereldverbeteraar en de solidariteit met de vermeende underdog.

Een echte doorbraak hebben we er dacht ik nooit mee gerealiseerd. Het was evengoed een aardig vriendenclubje, en ik ben er zeker wijzer en gelukkiger van geworden. – Net als van m’n camelbruine corduroy pak en m’n groengesegmenteerde pet met pompoen trouwens! Maar dat is van een andere orde, inderdaad.

Thrillers met maatschappijkritische inslag
Tussen 1965 en 1975 publiceert het Zweedse schrijversechtpaar Maj Sjöwall en Per Wahlöö een serie van tien bijzondere misdaadromans: bijzonder, omdat voor het eerst het genre gebruikt wordt om het functioneren van de politie en de maatschappij aan de orde te stellen. In de serie tonen de schrijvers aan dat ook in de door sociaal-democratische regeringen opgebouwde Zweedse welvaartsstaat misdaad en onrecht welig tieren. Een novum.
In Nederland worden de thrillers uitgegeven door Uitgeverij Bruna, in de reeks ‘Zwarte Beertjes’. In 1971 kopen M. en ik het net verschenen deel ‘De brandweerauto die verdween’. Daar zijn we zo van onder de indruk (spannend, goed geschreven en met een maatschappijkritiek die de onze wel lijkt), dat we absoluut meer delen uit die reeks willen lezen.

Onze eerste Sjöwall en Wahlöö-aankoop
Onze eerste Sjöwall en Wahlöö-aankoop, 1971

Tot… we er met hulp van Vrij Nederland (de jaarlijkse ‘Detective- en thriller-gids’!) achter komen dat de boeken over inspecteur Martin Beck in de juiste volgorde gelezen moeten worden wil je de karakter- en de politiek-maatschappelijke ontwikkeling van de hoofdpersoon logisch kunnen volgen. Toen de serie een succes werd, gaf Bruna de tien delen in een cassette uit: en in de juiste volgorde! Zelf doen wij het overigens nog steeds met de oorspronkelijke, maar intussen aardig verkruimeld geraakte pockets die wij tussen 1971 en 1976 kochten. Elke tien jaar lees ik de hele serie opnieuw, achter elkaar, en in de juiste volgorde, t.w.:
1. De vrouw in het Götakanaal
2. De man die in rook opging
3. De man op het balkon
4. De lachende politieman
5. De man die even wilde afrekenen
6. De gesloten kamer

(Pauze: even tijd om uw Zweeds op te halen.)

7. De verschrikkelijke man uit Säffle
8. De gesloten kamer
9. De politiemoordenaar
10. De terroristen

11. Is geen apart fysiek boek, maar het totale exposé van de karakterologische en politiek-maatschappelijke ontwikkelingen van Inspecteur Martin Beck zoals die zich in de tien voorgaande delen ontrold hebben.
De delen 1, 4, 7 en 8 hebben mijn voorkeur. En van die vier dan weer nummer 7, De verschrikkelijke man uit Säffle, waar overigens ook een voortreffelijke film van gemaakt is.

Het gedicht als wapen tot verweer
Er wordt wel beweerd (o.a. door Kees Diekstra op poezie-log.blogspot.com 2012) dat poëzie vaak uit pijn en onmacht geboren wordt, uit teleurstelling dat onrecht en geweld niet te stoppen zijn. De enige uitweg is dan de verbeelding, waarin een wereld geschapen wordt die aan de uitzichtloze situatie ontstijgt.

Die wereld is geen verzinsel, maar reëel op grond van een ‘innerlijk weten’. In dit gedicht is dat de overtuiging dat uiteindelijk de liefde de overhand zal krijgen. De strijd tegen onrecht en onderdrukking wordt aldus op een ander niveau gevoerd. De ‘socialistische’ dichter Henriette Roland Holst-Van der Schalk (1869-1952) noemt dat ‘de strijd van de zachte krachten.’

Penning van Maarten Pauw, 1953
Penning van Maarten Pauw, 1953

‘De zachte krachten zullen zeker winnen’ – wat een openingsregel trouwens! – uit de bundel ‘Verzonken grenzen’ (1918) is een gedicht voor alle hemelbestormers onder ons. En voor de doorbijters, want de tekst leent zich slecht voor vluchtige lezing.

DE ZACHTE KRACHTEN ZULLEN ZEKER WINNEN

De zachte krachten zullen zeker winnen
in ’t eind – dit hoor ik als een innig fluistren
in mij: zoo ’t zweeg zou alle licht verduistren
alle warmte zou verstarren van binnen.

De machten die de liefde nog omkluistren
zal zij, allengs voortschrijdend, overwinnen,
dan kan de groote zaligheid beginnen
die w’als onze harten aandachtig luistren

in alle teederheden ruischen hooren
als in kleine schelpen de groote zee.
Liefde is de zin van ’t leven der planeten

en mensche’ en diere’. Er is niets wat kan storen
’t stijgen tot haar. Dit is het zeekre weten:
naar volmaakte Liefde stijgt alles mee.