Van de ‘Afdeling Onderbouw’ (2 leerjaren) ben ik dit jaar bevorderd naar de ‘Afdeling Gymnasium’ (4 leerjaren), oftewel naar 3 Gym, in het jargon van het Sint Jans Lyceum. De voornaamste veranderingen betreffen het vak Grieks met zijn geheimzinnige lettertekens, algebra en meetkunde waar ik nu ineens onvoldoendes voor begin te halen, en het vak Nederlands dat steeds interessanter wordt.
De werklast van school en huiswerk is weer een treetje gestegen, buitenschoolse activiteiten dreigen in het verdomhoekje te raken. Maar… probeert moderator Werner ons soms te kalmeren: Non scholae, sed vitae discimus. In de regenteske vertaling van 1954: Voor leraar en leerling zij steeds het parool: men leert voor het leven, en niet voor de school. – Op termijn natuurlijk waar, onder de last van alledag een smoesje.
Wiskunde – Verscheidene leerlingen van 3 Gym krijgen als beoordeling van de proefwerken vaak in plaats van een cijfer een welgemeend ‘nie veul’ te horen van wiskundedocent Köster. Dat zal de komende jaren nauwelijks veranderen. Een 4 of minder!
Tot aan het eindexamen: daar haal ik ineens een 6 en een 7 voor algebra en meetkunde, ook tot mijn eigen verbazing. Het zijn de eindcijfers waar ik misschien nog wel het meest trots op ben.
Ja, die Köster, dat was een kameleon hoor! Zoals hij ons op het examen voorbereidde, inlevend en effectief, alsof we ineens volwassenen onder elkaar waren (maar daar moest ik in 1954 dus nog een paar jaar op wachten).
Grieks – Krijgen wij in 3 Gym van Indemans, een precieze en methodische man van statuur en klasse. De eerste docent ook die van de leerling uit kan redeneren: zelfs mindere goden voelen zich bij hem op hun gemak omdat hij met overtuiging weet te brengen dat het allemaal ‘te doen’ is.
Vóór elke les, die om de haverklap met een schriftelijke overhoring begint, geeft Indemans je 5 minuten om je huiswerk nog even door te kijken, omdat hij ook wel weet dat het elk lesuur weer een flinke switch is, naar weer een ander vak en weer een andere docent. Het blijkt bovendien een effectieve methode om je op de les te concentreren.
Zoiets heb ik nog nooit meegemaakt. Het heeft me van het begin af aan voor deze man ingenomen. Jammer dat hij na ons eerste jaar Grieks van het Sint Jans Lyceum vertrekt om rector te worden van het Stedelijk Gymnasium (waar hij me jaren later nog eens zal polsen of ik er leraar Nederlands wil worden) .
Nederlands – Dit vak begint er vanaf 3 Gym voor mij uit te springen. Omdat het steeds meer met boeken en literatuur van doen heeft, denk ik. Harry Kapteijns is een onorthodoxe docent (groene motor-met-zijspan), die nogal eens mot heeft met de conciërge als ie weer eens verlaat is voor de eerste les. Hij heeft een voorkeur voor recalcitrante schrijvers, en beveelt daarom Annie M.G. Schmidt aan (‘Ik ben lekker stout’), terwijl dat toen nog geenszins in de mode was.
Al met al is het zodoende nogal raar als ik voor mijn eerste ‘literatuur-spreekbeurt’ van Kapteijns gedaan krijg dat ik het over Walter Breedveld mag hebben, een Brabantse streekauteur. ‘Voor deze keer dan,’ is zijn toegeeflijke toestemming. Maar als ik in mijn ‘voordracht’ aan het derde citaat uit het boek ‘De Kieviten’ (1952, over een schipper op de Bossche Binnendieze) toe ben, vindt hij het welletjes: ‘6 min, en volgende keer een échte schrijver graag.’ – Maar ja, dit was verreweg het aardigste boek dat er bij ons thuis te vinden was, uit het Thijm-fonds, waar mijn moeder lid van was.
Vanaf dit moment weet ik dat ik definitief op zoek moet naar bronnen buitenshuis. En dat gaat lukken.
Boekenbezit – Want hier ligt het begin van mijn eigen bibliotheekje. Het is voornamelijk te danken aan de vinding van het pocketboek. In navolging van de Amerikanen beginnen Nederlandse uitgeverijen goedkope edities uit te brengen van al hun oude en nieuwe literaire werken. Prismaboeken: 1,25 gulden per stuk! Salamander-pockets: 1,50! Ooievaars: 1,75! Zwarte beertjes 1,50! Meulenhoff Pockets 1,75! BB Literaire Pockets 2,50! Enzovoort! – De hele wereldliteratuur voor een habbekrats in je kastje. Zelfs als je maar drie gulden zakgeld per week krijgt, kun je twee boeken kopen.
Deze beginaankopen vormen nog jaren het hart van mijn boekenbezit. Wat zeg ik, de meeste van die boekjes heb ik nog steeds, ook al vallen ze bij hernieuwd gebruik uit elkaar van goedkoopte. Er zijn er bij die ik tig malen met plakband aan elkaar geplakt heb (Cees Nooteboom, De verliefde gevangene), met elastiekjes bij elkaar gehouden heb (Guido Gezelle, Gedichten), en nog altijd met warme gevoelens raadpleeg (Nieuwe griffels, schone leien).
Thuis begin ik sluipenderwijs steeds meer ruimte op de twee gemeenschappelijke boekenplankjes in te nemen. Protest blijft uit.
Allesbepalende school – Het lesrooster van 3 Gym eist 7 lessen op maandag, dinsdag, donderdag en vrijdag. Op woensdag en zaterdag 5, maar dan zonder ‘middagpauze’. Elke avond moet je dus 5, 6 of 7 lessen voorbereiden. Een briljante leerling ben ik niet, dus dat kost minimaal 3 uren (en later nog veel meer). Uiterlijk 10 uur moet ik naar bed.
Wil ik nog tijd voor andere dingen overhouden, dan moet ik dat goed organiseren. ‘Andere dingen’ betreffen het koor van de Sint Jans Kathedraal, tafeltennissen in clubverband, bioscoopbezoek (met dank aan de filmclub van de ‘Zjoe’, klassieke talen), en boeken lezen.
Het koor laat ik na rijp beraad schieten, ook omdat dirigent Van Amelsvoort de Schola Cantorum wegens onenigheid over de te volgen koers verlaat. Een dramatisch afscheid, het halve koor loopt weg.
Voor tafeltennis pas ik m’n huiswerkschema aan: woensdagavond trainen, zaterdagavond competitie spelen. Dat wordt dus extra blokken op de woensdag- en de zaterdagmiddag, en vooruitwerken.
Film kan alleen als er ‘toevallig’ ruimte voor is. Boeken moeten er steeds ‘tussendoor’ (nog altijd een wijd verbreide misvatting waar bijna niet aan te ontsnappen valt).
Voordat de dag kan beginnen – Elke morgen moet ik om 9 uur op school zijn. Twee keer per dag loop ik met mijn boekenlast heen en weer tussen de Korenbrugstraat en de Sint Joseph-straat, 4 x 20 minuten. In vervolg op mijn lessen heilgymnastiek doe ik voor het ontbijt een kleine serie gymnastiekoefeningen (die ik trouwens nog steeds doe, al ben ik inmiddels 75). Op de distributieradio geeft Ab Goubitz ochtendgymnastiek. Zijn: ‘Staat u allen klaar?’ staat me in het geheugen gegrift, het begeleidende pianomuziekje van Arie Snoek welt nog elke morgen in me op.
Onder de boterham met thee vervolgt de radio met ‘Rechtdoor naar school en kantoor’, met de ‘hits’ van toen, met de wekelijkse boen‘-beurt (een nummer van Pat Boone!), met ‘How do you like your eggs in the morning?’, en in 1954 natuurlijk met ‘The Typewriter’ van Leroy Anderson. Typen zal ik pas later leren (en praktiseren tot op de dag van vandaag), het nummer vind ik van meet af aan fenomenaal.
Klik onderstaand YouTube-filmpje aan, en geniet even met me mee als op een willekeurige vroege ochtend in 1954. (Merk op hoe het lichte typemachientje ’n paar keer de neiging heeft om van het tafeltje af te lopen.)
De basis – Puur uit nostalgie noteer ik hier een lijstje pocketboekjes uit mijn allereerste periode ‘boek-verzamelen’, titels die ik in de jaren vijftig met plezier van mijn dunne zakgeld gekocht heb. Omwille van de ruimte beperk ik me tot 3 series, het is tenslotte maar ‘om de gedachten te bepalen’…
Prisma’s:
Godfried Bomans, Pieter Bas; Simon Carmiggelt, Kronkels; G.K. Chesterton, De man die donderdag was; Charles Dickens, De Pickwick Club (2delen); F.M. Dostojewski, De speler; Moderne Nederlandse verhalen; Amerikaanse verhalen; Japanse verhalen; Edgar Allan Poe, Fantastische vertellingen; Gabriël Smit, De Psalmen; Anton Tsjechov, Verhalen.
Salamanders:
L.P. Boon, Vergeten straat; Maria Dermoût, Nog pas gisteren; Gerrit Kouwenaar, Ik was geen soldaat; Franz Kafka, Het proces; Franz Kafka, Het slot; Marcellus Emants, Een nagelaten bekentenis; Cees Nooteboom, Philip en de anderen; John Steinbeck, De parel; Jacoba van Velde, De grote zaal; H.G. Wells, De onzichtbare man.
Ooievaars:
Paul Rodenko, Nieuwe griffels, schone leien; Gerrit Achterberg, Voorbij de laatste stad; Herman Gorter, Mei; C.D. Busken Huet, Vernuft ontzondigt; M. Nijhoff, Het heilige hout; Reinaert de Vos; J.P. Sartre, Walging; Ojee, pardon, die laatste titel was een Zwart Beertje, net als de Gorgelrijmen van Cees Buddingh’ (ook 1,50 gulden per stuk!)
Basis van de basis – PB 57 was ‘Guido Gezelle, Gedichten’, een van mijn allereerste aankopen. Het boekje is een inmiddels volkomen stukgelezen schat van losse vergeelde blaadjes. Hoe het ook zij, Gezelle vormt beslist mijn ‘poort tot de poëzie’ (waarover later meer). Uit PB 57 citeer ik daarom ”t Er viel ne keer’, een gedicht uit 1859, hoe experimenteel wil je ’t hebben?
‘T ER VIEL NE KEER
(Herinnering aan Beethoven’s Septuor)
’t Er viel ‘ne keer een bladjen op
het water
‘t Er lag ‘ne keer een bladjen op
het water
En vloeijen op het bladje dei
dat water
En vloeijen dei het bladjen op
het water
En wentelen winkelwentelen
in ‘t water
Want ‘t bladje was geworden lyk
het water
Zoo plooibaar en zoo vloeijbaar als
het water
Zoo lyjzig en zoo leutig als
het water
Zoo rap was ‘t en gezwindig als
het water
Zoo rompelend en zoo rimpelend
als water
Zoo lag ‘t gevallen bladjen op
het water
En m’ ha’ gezeid het bladjen ende
‘et water
‘t En was niet ‘t een een bladje en ‘t an-
der water
Maar water was het bladje en ‘t bla-
dje water
En ‘t viel ne keer een bladjen op
het water
Als ‘t water liep het bladje liep
als ‘t water
Bleeft staan, het bladje stond daer op
het water
En rees het water ‘t bladje rees
en ‘t water
En daelde niet of ‘t bladje daelde
en ‘t water
En dei niet of het bladje dei ’t
in ‘t water
Zoo viel der eens een bladjen op
het water
En blauw was ‘t aen den Hemel end’
in ‘t water
En blauw en blank en groene blonk
het water
En ‘t bladje loech en lachen dei
het water
Maar ‘t bladje en wa’ geen bladje neen
en ‘t water
En was nie’ meer als ‘t bladjen ook
geen water
Mijn ziele was dat bladjen: en
dat water?-
Het klinken van twee harpen wa’
dat water
En blinkend in de blauwte en in
dat water
Zoo lag ik in den Hemel van
dat water
Den blauwen blijden Hemel van
dat water!
En ‘t viel ne keer een bladjen op
het water
En ‘t lag ne keer een bladjen op
het water.
Naar aanleiding van Guido Gezelle’s ” ‘T er viel ‘ ne keer”:
Inderdaad een subliem gedicht en inderdaad, hoe experimenteel wil je het hebben? Maar ken je ook de vertolking ervan door Jan Decleir en Henny Vrienten op de cd “Denkend aan de Dapperstraat” (Boekenweek 1994, misschien ook nog wel terug te vinden op You Tube). Die maakt het gedicht helemaal onvergetelijk.
Heb de cd besteld. Ben benieuwd. Dank, dus. – B.
Geweldig dat filmpje, deed mij denken aan Janis Joplins Trouble in Mind met daarin op de achtergrond een typemachine. Die er toevallig op staat omdat in de kamer ernaast iemand zit te typen. Zo heb ik het ergens ooit gelezen.
https://www.youtube.com/watch?v=N7hk-hI0JKw