Het is altijd arbitrair hoe je een reeks opeenvolgende gebeurtenissen ervaart of benoemt, maar zit er ook maar één ‘ongelooflijke’ actie onder, dan lijkt het algauw of ook de andere feiten door dat ene ‘wonder’ aangeraakt worden en daardoor boven zichzelf uitstijgen.
In 1961 had mijn militaire bedevaart naar Lourdes die geur van heiligheid ‘automatisch’ om zich heen. Maar in de bizarre werkelijkheid van het Zuid-Franse circus viel ik daar door de groteske onbetamelijkheid van de exhibitie juist van mijn geloof, terwijl enkele andere gebeurtenissen in dat jaar juist onbedaarlijk opgewaardeerd raakten door hun wonderlijke reikwijdte.
De bandrecorder – Het futuristische apparaat dat ik met een werkelijk royale gift van de familie Sars op 6 januari, mijn 21e verjaardag, aan kon schaffen, bracht mij op welhaast bovennatuurlijke wijze in contact met de wereld van de betere muziek, klassiek (Mozart, Bach) zowel als populair (Brel, Aznavour). Mijn eígen muziek, nu eens zonder afhankelijk te zijn van wat de radio speelde, of van wie er thuis aan de knoppen zat. Opeens was ik in staat om ‘overal vandaan’ mijn eigen keuzes te maken, op te nemen, te herhalen of weer weg te maken. Echt ongehoord.
Wat nog wonderlijker was: ik kon anderen de microfoon onder de neus duwen, en met hen unieke opnames maken, desnoods veranderen, laten horen en weer afspelen. De eerste steen voor het ‘Geluidsarchief van de familie Balthasar’ was gelegd. Zodoende kan ik nu, 54 jaar na dato en 34 jaar na zijn overlijden, mijn vader nog steeds met onvaste stem horen zingen over ‘Mijne moedertaal,’ die volgens hem ‘de schoonste taal’ is. Want: ‘Wie zal haar kleineren?’ Om daarna in de lach te schieten omdat hij de tekst even kwijt is, en zodoende vervalt in een hilarisch ‘jaldaldaldaldal’-vervolg. Om te besluiten met een onverwacht ferm ‘Oh mijn Neêrlands, ja-ha mijn Ne-he-he-heêrlands, dat houd ik steeds in ere, in e-he-re.’ – Van dit wonder – wat zeg ik, alleen al van het opschríjven van dit wonder – schieten de tranen me in de ogen. Niks gewend he. 1961. Tja.
De Berlijnse Muur – Ik maak nu een sprong naar 13 augustus: Oost-Duitsland start met de bouw van de Berlijnse Muur om ontsnappen naar ‘het westen’ voorgoed onmogelijk te maken. Historisch gezien natuurlijk geen verrassing, maar ik herinner me alleen de totale verbijstering in mijn omgeving. Mijn omgeving, dat is nog steeds het Nederlandse leger, Apeldoorn, Kon. Willem III-kazerne, Staf 1e Legerkorps (1LK), Afdeling Operatiën. De sergeant-majoors in mijn directe omgeving zoeken hun ‘parate’ Navo-spullen bij elkaar ‘om bij de hand te hebben’, en ‘voor het geval dat’. – Hun middelbare gezichten staan zorglijk.
De compiescommandant roept om 19 uur het hele spul bijeen voor een belangrijke mededeling. Om de paraatheid van het Navo-leger te vergroten wordt de diensttijd van soldaten per onmiddellijk met twee, en die van onderofficieren/officieren met één maand verlengd. – Die avond overheerst in de kazerne het verdriet om de extra maanden verre de toegenomen spanning in de wereld tussen Oost- en West-blok. Nog een geluk dat ‘de Rus’ geen onverhoedse actie in petto heeft, want de dronkenschap in het leger is deze avond groter dan ooit.
Een ‘wonder’ zou ik de Bouw van de Muur niet willen noemen, maar wel de kiem voor een wonder. Dat wonder was de ‘val’ van de Muur: 9 november 1989, ruim 28 jaar en veel oost/west-leed later dan 13 augustus 1961.
Studie Nederlands M.O. – Studeren voor meer kansen op een baan na je diensttijd wordt door sommige hoge omes sterk gepromoot. Ik dien dus bij mijn hoogste baas, zonne-majoor Van de Poll, een aanvraag in voor de studie Nederlands M.O. aan de Katholieke Leergangen in Tilburg, bij de eigenzinnige taalkundige Paardekooper.
Die aanvraag vindt bij ‘mijn’ majoor een warm onthaal. En zo krijg ik toestemming om vanaf 1 september 1961 elk weekend de colleges (op vrijdagavond en de zaterdag) in Tilburg te bezoeken, waardoor ik de facto paraat-af ben: elke vrijdagmiddag om twee uur naar huis, ’s zondagsavonds voor tienen terug.
En wat Zonne-majoor Van de Poll me allemaal niet gaat betalen! M’n reiskosten, m’n eerste collegegeld, en een deel van de boeken. Het is bijna jammer dat de diensttijd afloopt, en dat ik moet bedenken hoe ik al die kosten vanaf februari zelf op ga brengen. Daarvoor ontwikkel ik een plannetje dat ik in december ten uitvoer breng: ik solliciteer bij Onderwijs-uitgeverij Malmberg in Den Bosch naar de baan van redactie-assistent, en vergeet daarbij niet om mijn studie Nederlands prominent in beeld te brengen. En dat valt gelukkig in goede aarde bij mijn toekomstige baas, Piet Hagers, zelf ook M.O.-neerlandicus.
En aldus geschiedde het… dat ook deze actie op een wondertje in 1962 uitloopt, en waarbij de heren Paardekooper en Hagers nog een prominente rol zullen spelen.
De alderliefste – En dan moet de belangrijkste gebeurtenis van dit jaar nog komen: mijn kennismaking op 11 november 1961 met Meisje M., waar ik meteen wel verkering mee wil. Het wonder van de liefde op het eerste gezicht, het bestáát. Dat ‘het’ gebeurt, is bij voorrang het beste wat mij tot nu toe overkomen is. Dat dat zo gebleven is, is het echte wonder – waar wij overigens met z’n tweeën het nodige aan hebben bijgedragen. (In 1964 gaan we na drie jaar verkering trouwen, en in 2014 zijn we helemaal van goud.)
De alderliefste, tjinta, mevrouw B. (in termen van de latere Balthasarsblog) kunt u de komende jaren nog vaak ‘voorbij’ zien komen omdat zij al die tijd integraal deel van mijn leven is…
Aan het wonder van onze ontmoeting draag ik het volgende gedicht op. Het is van de hand van Ingrid Jonker (1933-1965), Afrikaans dichteres van een klein maar heftig oeuvre. De indringendste uitgave van haar werk in het Nederlands heet ‘Ek herhaal jou / Ik herhaal je’ (Uitg. Podium), en bevat de door Gerrit Komrij verzamelde en vertaalde ’mooiste gedichten’.
Mijn keuze daaruit heet ‘Intieme gesprek / Intiem gesprek’, het zijn acht tere observaties (met links steeds het Afrikaans van Ingrid Jonker, en rechts het Nederlands van Gerrit Komrij).
INTIEME GESPREK / INTIEM GESPREK
Moenie slaap nie / Slaap niet
Moenie slaap nie, kyk! / Slaap niet, kijk!
Agter die gordyne begin die dag dans / Achter de gordijnen begint de dag te dansen
met ’n pouveer in sy hoed / met een pauwenveer op zijn hoed
Als jy na my roep / Als jij me roept
As jy na my roep uit jou keel / Als jij me roept uit volle keel
gaan daar ’n vogtige voetpaadjie oop / vouwt er een vochtig voetpaadje open
in ’n ruie bos / in een ruig bos
Ek weet / Ik weet
Ek weet tog / Ik weet toch
jou mond is ’n nessie / je mond is een nestje
vol voëltjies / vol vogeltjes
As jy lag / Als jij lacht
Jou lag is ’n oopgebreekte granaat / Je lach is een opengebroken granaatappel
Lag weer / Lach nog een keer
dat ek kan hoor hoe lag die granate / dat ik kan horen hoe granaatappels lachen
Toe jy ’n baba was / Toen jij een baby was
Toe jy ’n baba was / Toen jij een baby was
het jy sekerlik geruik / moet je hebben geroken
na ’n bokrammetjie / naar een geitenbokje
en blomme / en bloemen
As jy slaap / Als jij slaapt
As jy slaap / Als jij slaapt
is jou voorkop ’n berg / is je voorhoofd een berg
en jou slape / en jouw slapen
soos lammers teen die hange / als lammeren tegen de wand
Jou lyf / Jouw lijf
Jou lyf is / Jouw lijf is
swaar van bloed / zwaar van bloed
en jou rug / en jouw rug
’n singende kitaar / een zingende gitaar
Elke man het ’n kop / Iedereen heeft een hoofd
Elke man het ’n kop / Iedereen heeft een hoofd
’n lyf / een lichaam
en twee bene / en twee benen
hulle probeer jou namaak / ze proberen je te imiteren