Soms zit ik achter m’n feuilleton-laptop en kan ik niet 100% scherp krijgen of een (gezins)-gebeurtenis nou in dit, in een vorig of een volgend jaar plaatsgreep.
Een enkele keer is dat lastig (was ik toen net even werkloos waardoor ik ‘tijd zat’ had, of kon ik ‘zomaar’ drie weken van het werk weg?), een andere keer maakt het niets uit (droeg ik toen die nieuwe bril met de vleugeltjes al, of nog die blauwe zonder rand?) – herinneringen zijn nou eenmaal ‘iets ongeveers’, ook al ervaar je dat zelf meestal anders.
Ga met broer en zus bij elkaar zitten om een gezamenlijke jeugdactiviteit te herbeleven, en weg is de enige echte waarheid. Want elke herinnering creëert z’n eigen waarheid, een waarheid die niet zelden bijgesteld moet worden als er ‘hard’ bewijsmateriaal uit de werkelijkheid van het verleden opduikt. Maar of je de herinnering zelf bij kunt stellen, dat betwijfel ik.
Ik geef ‘n paar voorbeelden uit m’n eigen verleden.
Voorbeeld 1 – Het kastje van Toon
Om met m’n recentste geheugenontsporing te beginnen, het antieke hoekkastje van Toon dat ik met groot genoegen uit zijn erfenis verkregen heb. ‘Een half kastje, op ooghoogte met keilbouten aan de twee hoekmuren bevestigd,’ was mijn stellige overtuiging. Het bleek een hele kast, staande op de vloer, en niks keilbouten. ‘Met glazen deurtjes,’ ik wist het praktisch zeker. Het zijn houten deurtjes. ‘Je hebt het er zelf een paar keer met hem over gehad.’ Echt, ik? De handgeschreven lijst van Toon levert het bewijs.
Je zou er iebelig van worden, en zeker minder stellig. Maar een mooi ‘kesje’ is het zeker!
Voorbeeld 2 – Lijkkisten en betimmeringen
In 1973 schreef ik een bundeltje van 16 gedichten over mijn jeugd thuis (16 gedichten vanwege: 13 kinderen + 2 ouders + 1 opa). Ik ontleende de titel voor de bundel aan het ‘bedrijfsbord’ dat mijn vader rechts naast de werkplaatsdeur had laten aanbrengen: C.F. BALTHASAR – LIJKKISTEN / BETIMMERINGEN.
Dik twintig jaar later kreeg ik een foto onder ogen waarop ik samen met mijn vader en nog enkele gezinsleden voor diezelfde werkplaatspui sta te poseren, het is schat ik 1955 of 1956, ik droeg nog een korte broek en mijn jongste zusje had nog altijd een witte strik in het haar. En ja hoor, het bedrijfsbord is haarscherp te lezen. Alleen blijken de lijkkisten en de betimmeringen nu van plaats gewisseld te zijn: BETIMMERINGEN / LIJKKISTEN staat er!
In mijn herinnering blijken de lijkkisten dus heel wat prominenter aanwezig te zijn dan de betimmeringen. Helaas kunnen bedrijfsbord noch titel van de gedichtenbundel veranderd worden. Wat blijft is een perfect bewijs van de wispelturigheid van je (míjn) geheugen.
Wacht even, roept nu de oplettende lezer: dat verhaal heb je al eens verteld, kijk maar bij Feuilleton Balthasarsblog 1942. En verdomd, het stáát er, sterk verkort weliswaar en zonder de exacte dateringen van 1973 resp. 1955/6.
Ik schreef die tekst in de derde week van januari van dit jaar (2015), maar ik was dat alweer vergeten. Met andere woorden, ik kan gerust aan een nieuwe versie van dit feuilleton beginnen zodra ik eenmaal ‘rond’ ben: het zullen twee heel verschillende feuilletons worden. Maar hoe het met de ‘waarheid’ zit?
Voorbeeld 3 – D-Day Jac
Een ander voorbeeld van hoe mijn geheugen mij voortdurend in de luren legt, betreft een simpele verjaardag. Vanaf juni 1940 tot augustus 1959 waren mijn overbuurjongen Jac en ik tamelijk onafscheidelijk, zelfde scholen, zelfde vriendjes, vergelijkbare interesses, en heel veel huiswerk samen gemaakt. Zijn verjaardag viel al die jaren samen met D-Day, 6 juni, de datum waarop ‘de geallieerden’ in 1944 in Bretagne landden om Hitler-Duitsland te gaan verslaan.
Tot op de dag van 6 juni 2008 waren D-Day en de verjaardag van Jac voor mij onverbrekelijk met elkaar verbonden. Op 8 mei 2008 ontmoetten wij elkaar voor het eerst weer bij de reünie van onze gymnasium-examenklas, vijftig jaar na dato. De plezierige herontmoeting liep uit op een hersteld contact, en zo gebeurde het dat ik Jac op 6 juni 2008 een mooie felicitatiemail stuurde.
Per kerende post liet hij me weten dat hij de felicitaties weliswaar bijzonder op prijs stelde, maar dat hij echt niet op 6 maar op 7 juni 1940 geboren was.
Ik kon dat niet geloven, en schreef hem dat hij toch altijd die D-Day-jongen geweest was? Sterker, ik meende eigenlijk beter te weten wanneer Jac jarig was dan Jac zelf.
Met zijn rijbewijs wist hij me van m’n geloof af te brengen, maar accepteren kon ik het niet, nog steeds niet. D-Day op 7 juni: dat bestaat niet.
1982 – het gemiddelde van 1980/1981/1982/1983
Deze en andere verwarrende gedachten overvielen mij toen ik het feuilletonjaar 1982 aan het voorbereiden was. Een eerste familiereünie in mei bij J. en E. te Breda… jazeker is dat in 1982, een jaar na de afspraken daarover tijdens de erfenisavond in april 1981. Kan niet missen.
Maar viel mijn alderliefste M. nu in januari van dit jaar met haar schaats-hoofd op het ijs of is dat nou toch een of misschien wel twee jaar eerder gebeurd? Denk na, B.: M. moest toen per ambulance van het ijs naar het ziekenhuis, had nog jarenlang een brandlucht in haar neus, en een broos en kwetsbaar bewegend hoofd.
Oja, en ik deed toen op de maandagavond in Amsterdam een cursus aan de School voor Filosofie in de P.C. Hooftstraat; maar daar hield ik toen in januari mee op om meer taken van M. te kunnen overnemen. Maar zou dat dan toch in 1980 geweest zijn? Hadden we toen ook al zo’n pittige winter in januari? Voor dit aspect dan maar ‘s even op Wikipedia kijken?
En dan nog iets: die therapeutische logees die wij maandenlang in huis hadden, over welke jaren zijn die ook alweer verdeeld geweest? Was dat ook in 1980/1/2? Of kwam M.K. al eerder, die ‘op rust’ moest zien te komen van de dokter maar die bij ons te maken kreeg met een vlooienplaag in de vloerbedekking na die warme vakantiemaand?
En dan die drukke G. die van huis weggelopen was, bij ons introk en ons (míj in elk geval) bijna gek zong bij zijn Dylan-gitaar, was dat 1982?
En wanneer kwam dan ook alweer die P.S. die voornamelijk in bad zat, en naar eigen zeggen een geweldige tijd bij ons doorbracht (maar die nooit mijn exemplaar van De komst van Joachim Stiller (Hubert Lampo) teruggegeven heeft)?
Ik weet het even niet precies meer, zo min als ik voor het exacte jaar in kan staan dat ik met Ma op de fiets naar Parijs ging, om de aankomst van de Tour te zien en eens nader tot mezelf te komen. Het waren tien mooie dagen, heen en weer. En het jaar was… 1980, 1981, 1982. 1982 denk ik. Onee, dat moet 1983 zijn, want in 1982 fietsten we in de vakantie een rondje Nederland, België, Duitsland, Nederland. Een tocht waar ook de vrienden He en Hu aan meededen, en waarbij we in alle tussenstops onderzoek deden naar de kwaliteit van de appeltaart. – Ach so, ja.
Hulpmaterialen
Hoe erg is het als je bij het ophalen van je herinneringen er zo nu en dan een jaar naast zit? Nog afgezien van het gegeven dat je (ik) geen enkele vorm van volledigheid nastreeft, en elke keer weer een arbitraire keuze maakt uit de gebeurtenissen om ze maar thematisch bij elkaar te laten passen?
Ach, deze dilemma’s zijn het onvermijdelijke gevolg van het besluit om een overzicht van mijn leven in het keurslijf van de jaartallen te dwingen. Daarbij ben ik voor mijn privé-herinneringen voornamelijk aangewezen op mijn geheugen (!), op mijn map ‘eigen werk’ (waar gelukkig wel altijd dateringen bij staan), op flarden dagboek (helaas slechts te hooi en te gras bijgehouden), en op informaties van derden (waardevol, maar meestal oncontroleerbaar). Ik doe het ermee, en zal u in het vervolg niet meer lastig vallen met mijn twijfels over de datering.
Al deze overpeinzingen moesten er even uit, en daar leek een intermezzo me wel zo geschikt voor.
De werkelijkheid bestaat niet
Als er één dichter is die in zijn werk onderzoek deed naar het ‘gestolde moment’ (en die daar bespiegelingen over vergankelijkheid en vluchtigheid aan vastknoopte), dan wel Rutger Kopland (1934-2012). Hij dichtte in een sterk observerende stijl, en zonder één moeilijk woord. ‘Zijn werk,’ las ik laatst ergens, ‘is bijna synoniem met toegankelijkheid en relativering.’ En zo is het, een makkelijk leesbare dichter kortom.
U begrijpt, zo’n man kan ik heel goed gebruiken om mijn opmerkingen aangaande het geheugen en de betrekkelijkheid van exacte data te onderstrepen. Massa’s gedichten zou ik kunnen kiezen om deze mijn bewering mee te staven, ik kies voor een korte tekst uit de cyclus ‘Raveel’. ‘Raveel’ is een serie van 5 gedichten bij kleurenlitho’s van kunstwerken van de Belgische (pop art)-schilder/kunstenaar Roger Raveel (1921-2013) met wie Kopland zich sterk verwant voelde.
Ik citeer hieronder het gedicht ‘V’ uit die cyclus, die opgenomen is in de bundel Een man in de tuin , Uitgeverij G.A. van Oorschot, 2004.
V
Ik las dat de werkelijkheid niet bestaat
er stond: de dingen zijn niet zoals ze lijken
te zijn – maar ze zijn ook niet anders
vreemde uitspraken die ik niet kan vergeten
ik blijf zoeken naar hun waarheid
en soms vind ik die – in zijn beelden
een onbegrijpelijke waarheid