De overgang van 2000 naar 2001 betekent nogal wat voor deze jonge vutter: het is tegelijkertijd het einde van de ‘Verre jaren’ en het begin van ‘Een onbekend tijdperk’ (om met een knipoog naar de Russische chroniqueur en Nobelprijs-genomineerde Konstantin Paustovsky te spreken). Hét moment dus om pas op de plaats te maken en ‘s een paar dingen aangaande mijzelf uit te vinden.
Achteraf (2016) zie ik hoe de periode tussen 2000 en 2010, van mijn zestigste tot mijn zeventigste, zich als het tijdperk van de Gouden Jaren ontrolt. Ik voel me opnieuw jong en fit, er borrelen nieuwe plannen op, ik heb letterlijk de tijd aan mezelf, iedereen leeft nog, het lijkt allemaal even niet op te kunnen. Maar zo zie je dat aan het begin van die jaren zelf natuurlijk niet. Je wordt ’s morgens als altijd op dezelfde tijd wakker, maar je hoeft nergens heen. Je wilt om half acht gaan joggen, maar voor dat onchristelijke tijdstip zijn geen medestanders te vinden. Je scant de krant als gebruikelijk binnen de 20 treinminuten, maar behalve de voorkant blijkt er ineens ook een achterkant aan te zitten. Kortom, elke dag wel is er iets wat je nooit eerder opgemerkt hebt. Je dacht dat je wakker was, blijk je ineens wakkerder te kunnen worden.
Tijd voor nieuwe dingen dus. Voor dit Intermezzo Nummer 8 kies ik er één uit: hoe ons wandelen zich ontwikkelt tot de kunst van het wandelen. Een voorbeeld van onze aanpak van het nieuwe leven, en wat dat met ons deed en doet. Net als de meeste andere vormen van kunst heeft ook ons wandelen er jaren over gedaan om een zekere kunststatus te bereiken. Tegelijk is het inmiddels totaal niet meer van belang óf het en dát het kunst is. Wandelen is dusdanig in ons leven geïntegreerd geraakt, dat het nauwelijks nog een status aparte is of heeft. Wandelen is. Punt. Iets om geen ophef meer over te maken. (Okee, deze ene keer dan nog.)
In het begin was dat anders, natuurlijk. Je gaat veel ‘wandeldingen’ uitvinden en ondervinden, en daarvan wil je (ik) anderen soms mee laten genieten. Soms ook schreef ik dat op, in de vorm van een wandelverslag. Onlangs, toen wij de wandelgids van ‘Het Graafschapspad’ raadpleegden, vond mijn alderliefste een van die verslagjes terug. ‘En zij lagen langs ’s Heeren wegen’ heet het, ik herlas het en dacht onmiddellijk: dat hoort in Intermezzo 8, onder ‘De kunst van het wandelen’. Want in plaats van een hele verhandeling over hoe wij het wandelen gaandeweg onder de knie gekregen hebben, kunt u beter even een dagje met ons meelopen. – Vandaag wandelen we van Doetinchem naar Zelhem, vroeg op pad dus. Flesje water, appeltje, broodje en wandelgids in de rugzak, daar gaan we. Leest u even mee.
EN ZIJ LAGEN LANGS ‘S HEEREN WEGEN
“Halverwege de voettocht aten wij een kopje soep in Café-Zaal ‘Onland’, authentieke pleisterplaats onder het gehucht Terborg, zo’n beetje tussen Doetinchem en Halle in, de chic van de omgeving. Kijk er voor de aardigheid Google Earth even op na, zoek in de richting van Het Paradijs Op Aarde Voor Wandelaars, en jaaa, daar ongeveer. Waar de buienradar geen bereik heeft, en waar Van Gogh en Gezelle (niet toevallig tijdgenoten!) nog volop achterstallig werk hebben liggen.
Graafschapspad
Het soepbonnetje van ‘Onland’ borg ik zorgvuldig weg achterin ‘Het Graafschapspad’, met de bedoeling om er later met gasten nog eens op terug te komen. Daar had ik me buiten de wind gerekend toen ik mijn alderliefste op kaart 14 onze positie wilde verklaren. Want weg woei het bonnetje, de velden in, de sloten over, het op zwad liggende gras tegemoet. En dat leek ons ook wel wat, dus vleiden wij ons neer langs de slootkant, zonnehoedje op de neus, nog net geen pijpestrootje in de mond (maar het hád gekund). Dus zo lagen wij daar langs ’s Heeren Wegen tot een uit Waterschapsheuvel weggereden hroeba-hroeba (‘grommend landbouwwerktuig’) onze rust finaal maar wreed kwam verstoren. Maar inderdaad, wij moesten weer eens verder. Op ‘Slangenburg’ aan, en op Zelhem met ‘Het Witte Paard’.
Rietveld Lyceum Doetinchem
Nog net voor je Doetinchem uit bent, vang je de statige en hoofse blik van het mooiste schoolgebouw van Nederland. Prachtig langgerekte halfhoge witte gevel met fraai-zwarte schreefloze belettering, vet naast mager, subtiel cursief. En dan die typisch halflage breeede ramen, dat felrode vierkant… balsem voor de ziel van de door witte schimmel in grauwe buitenwijken gemaltraiteerde architectuurliefhebber. Aah, dat een wandeling ook zó kan beginnen!
De Geest van Montgolfier
Gesterkt door Rietveld, de zon en een lichte bries stapten wij stadion en dierenparkje voorbij, en koersten op een bankje in het open veld. Daar ritsten wij de broekspijpen af, en namen onze eerste rust. De lucht was helderblauw met welgeteld één wolkje. Maar wel een met de volmaakte vorm van een hete-luchtballon, van boven fraairank gebogen, een bungelende passagiersmand aan de onderkant. De zon was weliswaar warm, maar voor een fata morgana niet warm genoeg. Wij keken in een Magritte-schilderij, puur blauw en doorzichtig wit, Ceci n’est pas un ballon blanc (‘Nabij Gaanderen, 1959’). – En geen woord gelogen.
Landgoed Slangenburg (SBB)
Schoolreisjesgewijs kwamen er twee touringcars aangereden, brave tieners met middelbare juffen en moeders als klasseassistenten, een stralend dagje naar 1675. ‘Nergens in Nederland bleef een groots en samenhangend ontwerp voor vormgeving van huis en park van het eind van de 17e eeuw zo goed bewaard als op De Slangenburg.’ – Foldertaal, okee, maar toch. De wijde omgeving van het middeleeuwse kasteel ademt Floris, en niets dan Floris, de touringcars alleen maar close encounters of the third kind. Het wonderlijkste van alles dringt pas later tot me door: niet één kind met het mobieltje aan het oor!
En dat allemaal tijdens een doordeweekse wandeling uit de ‘Vernieuwde editie van Het Graafschapspad’ – Streekpad 8, 115 km (Stichting Wandelplatform-LAW, Amersfoort 2000). En alweer: ‘Aaah, wie ben ik dat ik dit doen mag?’ – ‘In deze goddelijke omgeving,’ voeg ik daar nog maar eens aan toe, ‘en met de alderliefste aan mijn zijde!’
Het staartstuk van Panamarenko
Zo goed als het wandelpad één aaneenschakeling was van wereldlandschappen en aangezichten, zo verwonderlijk was ook de bebouwing eromheen zo nu en dan. Aan het Brunsveld bij voorbeeld ontwaarden wij een boerenbedoening-met-extra’s van hoog gehalte. Al van verre was het ons duidelijk dat daar een Kunstwerk uitgeprobeerd werd, tentoon stond als het ware. Naderbij gekomen bleek het te gaan om Panamarenko’s laatste vliegtuigontwerp, waarvan het staartstuk kunstzinnigerwijs en met witgespoten uiteinden uit het weilandje omhoog stak, ‘gevangen in het potentiële licht van hooggetorende schijnwerpers op stalen poten eromheen’. Of gedachten van gelijke strekking dan, dat heb je nou eenmaal met kunst. Helaas zijn wij er niet achter kunnen komen of Panamarenko zelf nog wel van deze Installatie op de hoogte was… maar van onze wandeling was het een Nieuw Hoogte Punt, een NHP. – [ Zin om even bij Panamarenko de Kunstenaar (net als Balthasar geboren in 1940!) binnen te kijken? Dat kan. ]
Tunnel des doods
Is er dan niets onaardigs over deze wandeling tussen Doetinchem en Halle te melden? Jawel, zeer zeker wel. En dat komt nu. Je moet twee keer onder de A18 door. En die tweede keer, dat is echt een pijnpunt. Het gaat om een lange betonnen tunnel voor alle verkeer tegelijk. En ook aan de voetganger is gedacht, met een stoepje van zo’n 15 à 20 cm breed (ga het maar nameten!). Als er van beide kanten auto’s aankomen (en het is daar druk hoor!), dien je je als een gekuisigde Christus tegen de hoge tunnelwand aan te klemmen: zó en niet anders kun je hier als wandelaar het verkeersgeweld overleven. Voor moeders met kinderwagens en rolstoelgebruikers is al een slachtoffermonument in oprichting. Rollatorgebruikers hebben zichzelf deze weg ontzegd. Tot nu toe. De verwachting is dat ook voor hen uiteindelijk een gedenkteken opgericht zal moeten worden. Een bak met kraaienpoten, dat lijkt me een goed idee.
’s Heeren Omwegen
Aan het einde van de wandeling wilden wij gewoontegetrouw een stukje ánders doen, korter liefst, want we werden moe en de zon was genadeloos. De kaart.
– Kijk, als we nou zo, nee, beter nog, zó, de weg naar Halle mijden en meteen doorstoten naar Zelhem, dan zijn we eerder klaar en kunnen we daar meteen de bus nemen.
– Maar die heerlijke pils in ‘Het Witte Paard’ dan?
– Dan nemen we toch gewoon de volgende bus, ná die heerlijke pils in ‘Het Witte Paard’, oen!
De kortere weg naar ‘Het Witte Paard’ was lang, en warm, en qua natuurbeleving een deceptie. In Zelhem reed de bus voor onze neus weg. ‘Het Witte Paard’ was ‘Vandaag wegens bijzondere omstandigheden Gesloten’. Kortom: wij waren er ‘voor vandaag wel klaar mee’.
Maar de pils in de alternatieve Tapperij en Eeterij ‘DE SMOKS’ was top, en onder in het glas van nul graden. Specialiteit van het huis! – Stipt op tijd voor de volgende bus stonden wij vervolgens bij de halte. Lijn 123 kwam een kwartier te laat. Het was een prachtige dag!” – Einde van dit verslag.
Het kán niet anders of zo’n dag, zo’n wandeling, zo’n landschap: dat loopt uit op Gezelle, Guido Gezelle (1830-1899), natuurlijk! Lees van hem toch op z’n minst eens de bundel Dichtoefeningen, of Kerkhofblommen als je daarvoor meer in de stemming bent. Maar men kan natuurlijk het beste de Verzamelde gedichten kopen, om er vaak in te ‘brevieren’.
Vandaag citeer ik het gedicht ‘Ach hemellawerke’ (1859) [ ‘Ach, leeuwerik’ ] uit de afdeling Gedichten, Gezangen, Gebeden en Kleengedichtjes. Gewoon hardop lezen, dan zal het waratje wel gaan.
ACH HEMELLAWERKE
Ach, hemellawerke* , waar zit-je gij dan * [ leeuwerik ]
zoo luide en zoo lange te preken,
waar dat ik met de oogen niet achter en kan,
al hebbe ik zoo dikkens gekeken?
o Mocht ik u volgen en, vleriken* aan, * [ vleugels ]
lijk gij, in den hemel, den hoogen,
te choore met de andere veugelen gaan,
en vluchten de menschen hun’ oogen*! * [ uit hun ogen ]
Dan zonge ik, o vogel, en schaterde ik blij,
en niemand en zou het mij weten,
terwijl ik, aan ’t zingen en ’t preken, lijk gij,
waar’ hooge op de wolken gezeten!
Hei, hemellawerke, mij liefelijk dier,
o, mag er een mensche u wat heeten,
komt neder, komt neder, komt nader, komt hier,
komt, wil toch een stondeke beeten*! * [ een ogenblik neerstrijken ]
Verstondt-je mijn tale zoo ‘k de uwe verstaan,
gij kwaamt en gij liet mij… Wat baat het?
Gij zingt, en mijn klachte ze en gaat u niet aan,
gij zingt en al ’t ander – gij laat het!…
Ik ben het helemaal met je eens, Christ. Deze wandeling is ook onderdeel van het Pieterpad , vorige maand met mijn dochters gelopen……..top!