Het duurt dan nog wel 2 jaar, maar aan alles is te merken dat de millenniumwende aanstaande is en dat die van alles en nog wat op z’n kop gaat zetten, overhoop zal halen en onherkenbaar belooft (dan wel dreigt) te veranderen.
Zo bereidt ‘Europa’ met de nieuwe euro-munt een Economische en Monetaire Unie (EMU) van mondiaal formaat voor, de ICT-wereld begint langzamerhand maar aardebreed van de kook te raken omdat de millennium-bug problemen van apocalyptisch karakter voorspelt, en in mijn eigen ‘branche’ vinden de voorbereidende beschietingen plaats voor een educatief HBO-project, zo alomvattend, zo didactisch vernieuwend, en ook technologisch zo toekomstgericht, dat de wereld van de papieren uitgeverij met dit Vespucci-project naar zijn historische einde lijkt te hollen.
Ik ben dit jaar met Driekoningen (jazeker, nog steeds Driekoningen) 58 geworden, maar het ziet er naar uit dat ik de komende jaren zo’n beetje de belangwekkendste vernieuwingen van mijn generatie in mijn leven en in mijn werk zal moeten implementeren: een beetje leeftijdsgezellig achterover leunen is er niet bij. – En oja, dan vergat ik bijna nog te melden dat in 1998 het WNT (Woordenboek der Nederlandsche Taal, het grootste woordenboek ter wereld) na 135 jaar eindelijk voltooid is. Feestje!
Laat ik voor deze blog maar bij mijn eigen stiel en professie blijven, en proberen om de wereld van het verleden (43 delen WNT) met de toekomst (op ontdekking met Vespucci) te verbinden, dat is al uitdaging genoeg.
Amerigo Vespucci achterna
Ik zeg het meteen maar vooraf: dit gigantische vernieuwingsproject voor het hoger beroeps-onderwijs (HBO) is later (maar nog steeds vrij vroeg in de volgende eeuw) in schoonheid en praktische onhaalbaarheid gestorven. Het was ook te mooi om waar te zijn: papieren boeken en docenten van vlees en bloed werden passé verklaard, in de toekomst gaat immers alles digitaal, en leert de student uitsluitend nog ‘probleemgestuurd’ en in zijn eigen tijd en ruimte. Filosofisch gezien lijkt de zon dus weer om de aarde te gaan draaien, en lokt de pot met goud ons naar het einde van de regenboog. Door het enthousiasme van de projectontwerpers Suikerbuik en Nagtegaal beginnen wij, ervaren maar licht beïnvloedbare frontsoldaten, met z’n allen weer in sprookjes te geloven.
Voor mij was de overstap naar het nieuwe denken één grote worsteling. Om te beginnen bij de techniek die voor de nieuwe technologie vereist is. Ik ben altijd een halve digibeet geweest en gebleven: de overstap van pen naar typemachine heb ik nog zonder noemenswaardige kleerscheuren gemaakt, maar van typewriter naar computer, dat is even andere koek. Veel te lang nog beschouwde ik de computer als een elektrische of elektronische schrijfmachine, excel heb ik bijvoorbeeld nooit onder de knie gekregen, en ach, eigenlijk heb ik totaal geen feeling (benul, is misschien treffender uitgedrukt) voor de logica die aan het toverkastje met de stekkers ten grondslag ligt. – En ik was het niet alleen hoor. Kijkt u even 1 minuut naar Wim Kok in die dagen.
Toch werd ik als ‘content manager’ gevraagd om in Het Grote Nieuwe Project Vespucci die functie ‘hands on’ vorm te geven. (Wat of dat ‘hands on’ betekent, wilde ik weten. Maar dat moest ík nou juist uitvinden! A, ja, de uitdaging voor mijn werkzame nadagen!)
Er moet vast bij deze of gene nog vertrouwen geweest zijn in de degelijk ouderwetse kennis en kunde van het boekenvak. Die bleken ook voor zo’n nieuw project nog steeds voorwaardelijk te zijn. Want op papier of digitaal, de vraag is en blijft altijd: hoe draag je welke kennis het beste over? Ik kon dan wel geen bit van een byte onderscheiden, ik wist wel hoe de hazen didactisch het beste kunnen lopen.
Hoe dat op het scherm moest gebeuren, dat gingen wij eens even haarfijn uitvinden. En om alvast maar een uitkomst te noemen: de zeven pagina’s filosofische basistekst in paragraaf 3.4.5 is niet van een scherm te leren, die moet je in print aanbieden omdat je er desgewenst een papieren hoedje van moet kunnen vouwen als dat jouw begrip ten goede komt. Kortom, een didactisch bijltje aan de wortel van de digitaliteit?
Op de ‘werf’ van het project – Vespucci is een ontdekkingsreis, dus moeten de ‘schepen’ goed voorbereid en gefabriceerd worden in eigen werkplaats – werd een batterij universiteitsstudenten aan het werk gezet om de ruwe auteursteksten te checken en in het juiste elektronische format over te zetten (‘schermschrijvers’ was hun nieuwe functienaam). Door de bank genomen hadden ze geen benul van actualiteiten of van verbanden tussen de verschillende disciplines en vakgebieden, die studenten en afgestudeerden. Wel waren ze leergierig, slim en snel van begrip. En zo kon ik ze coachen tot kritische krantenlezers en afhelpen van hun overgevoeligheid voor de ‘autoriteit van het gedrukte woord’.
Eindeloos waren de moeilijkheden bij het aan elkaar knopen van alle losse eindjes: de pc als nieuwe ‘drager’, de schermdidactiek van naadloos samenhangende en interdisciplinaire leereenheden, de overstap naar het digitale contact (24/7) tussen docent en student, de betaalbaarheid, het digitale auteursrecht, de flexibele toetssystemen en nog duizendeneen andere Beren Op De Weg. – Toen ik per 1/1/2001 het project en het pand verliet was het enthousiasme bij de makers weliswaar ongebroken, maar een datum voor een ‘definitieve test’ of start was er nog steeds niet. Het concernmanagement begon te morren. Al te lang investeren zonder zicht op revenuen, daar houdt dat echelon niet van.
Een afgeleid probleem tussen het project en mij betreft de standplaats van de Werf. Oorspronkelijk was Vespucci een gezamenlijke project van mijn bedrijf EPN in Houten en Uitgeverij WN in Groningen. Vespucci zou – in de oorspronkelijke plannen althans – in Utrecht gestationeerd worden, voor mij een uitstekende optie (halfuurtje sporen vanuit Den Bosch). Gaande de voorbereidingen bleek de garantie voor werkgelegenheid in Groningen doorslaggevend te worden. Met andere woorden, de deelnemers uit Houten hadden pech, en troffen hun bureaustoel in Groningen aan. Of ze lieten de nieuwe kans aan zich voorbijgaan natuurlijk. Met nog goed twee jaar te gaan, had ik alleen de keuze uit Groningen.
Ik kwam met projectleider Diks overeen dat ik twee dagen per week in Groningen zou zijn, en twee dagen in Houten of thuis zou werken. Tussentijds overleg kon op de vijfde dag in Zwolle plaatsvinden. Mijn werkplek in Houten werd ‘flexibel’, thuis kon ik met steun van Vespucci enkele noodzakelijke voorzieningen voor het afstandswerken aanschaffen (mijn eerste volwaardige pc, een forse printer, maar nog steeds geen mobiele telefoon). – Het ‘nieuwe werken’ kortom, avant la lettre.
Op de werkdagen te Groningen was ik van deur tot deur 7 uur reistijd kwijt, 3,5 uur heen, 3,5 terug. In de trein kon ik gemiddeld 2 x 1 uur werken, de andere 6 uur arbeidsuren verkeerde ik tussen de collega’s op de Werf. – Werkdagen van minimaal 13 uur, ik kan het niemand aanbevelen. Maar ja, dat uitdagende nieuwe project, he.
Het WNT is af
Weinig mensen kennen het, nog minder mensen gebruiken het, en maar een handjevol mensen heeft het in de kast staan: Het Woordenboek der Nederlandsche Taal, kortweg het WNT. Het WNT is een historisch woordenboek dat de Nederlandse woorden vanaf 1500 beschrijft. Het is het grootste woordenboek ter wereld met ongeveer 400.000 trefwoorden die verdeeld zijn over 43 banden.
De eerste aflevering werd in 1864 gepubliceerd, de laatste op 16 juni 1998. Geteld vanaf het startjaar 1851 is er door vijf generaties taalkundigen aan gewerkt. Alle reden dus voor een nationaal feestje op 16 juni 1998. – Oja, en alle woordenboeken in Nederland, tot en met de Dikke van Dale aan toe, zijn gebaseerd op het WNT. En nu is iedereen dus blij.
Om het WNT te kunnen lezen – en dus om alle lemma’s te kunnen vinden, om maar eens iets te noemen – moet je de ‘spelling-De Vries en Te Winkel’ beheersen. De taalkundigen De Vries en Te Winkel ontwierpen die spelling speciaal voor het WNT dat ze gingen maken. De spelling werd in de wet vastgelegd en deed een nieuwe poging om de schrijfwijze van het Nederlands te standaardiseren. – Het WNT staat in zijn geheel – dus ook de recentste afleveringen – in de spelling-De Vries en Te Winkel, een paar flinke mijlen verwijderd van ons ‘Groene Boekje’.
Onlangs is door uitgever AND een cd-rom met het complete WNT op de markt gebracht . Voor de productie van de cd-rom werd het hele woordenboek in India overgetikt door personen die de Nederlandse taal niet machtig waren. Door een speciale methode van typen en controletypen werd een onwaarschijnlijk laag foutenpercentage gehaald. – Bijna een even groot wonder als het WNT zelf.
Leven in het Nu
Bestaan er gedichten die zowel gaan over het zoeken naar een ‘nieuwe tijd’ als over het oordelen over een ‘verloren tijd’? Ik meen dat in elk geval het gedicht ‘Tijd’ van Vasalis (Parken en Woestijnen, 1940) aan die vraag voldoet. De droom blijkt het verbindende element tussen de twee tijden: je ziet uit op een ongewenste toekomst, je verbijt je over je onnozelheid in het verleden. O, kon je maar gewoon en enkel in het Nu leven. – Alsof dat zo eenvoudig is!
TIJD
Ik droomde, dat ik langzaam leefde…
langzamer dan de oudste steen.
Het was verschriklijk: om mij heen
schoot alles op, schokte of beefde,
wat stil lijkt. ‘k Zag de drang waarmee
de bomen zich uit de aarde wrongen
terwijl ze hees en hortend zongen;
terwijl de jaargetijden vlogen
verkleurende als regenbogen…
Ik zag de tremor van de zee,
zijn zwellen en weer haastig slinken,
zoals een grote keel kan drinken.
En dag en nacht van korte duur
vlammen en doven: flakkrend vuur.
– De wanhoop en welsprekendheid
in de gebaren van de dingen,
die anders star zijn, en hun dringen,
hun ademloze, wrede strijd…
Hoe kón ik dat niet eerder weten,
niet beter zien in vroeger tijd?
Hoe moet ik het weer ooit vergeten?